De grenzen van openheid Drie over democratie (deel 10)
De grenzen van openheid voor politici staan centraal in deze laatste blog van de tiendelige serie over Open Overheid en democratie. Aan het woord komen Merel Heijke, Martijn Kool en Hans Alberse. Merel is consultant inzicht en sturingsadvies bij KING, Kwaliteitsinstituut Nederlandse gemeenten en sterk betrokken bij Democratic Challenge. Martijn is directeur van het Centrum voor Budgetmonitoring en Burgerparticipatie en oud-partijvoorzitter van een lokale afdeling van een politieke partij). Hans is oud-raadslid, oud-wethouder in de gemeente Rheden en oud-burgemeester binnen de gemeente Lingewaal en Oude-IJsselstreek, ooit begonnen als vrijwilliger in een wijkcentrum en sinds vorig jaar als zelfstandige werkzaam als adviseur Vernieuwing Democratie.
Van links naar rechts: Merel Heijke, Martijn Kool, Hans Alberse
Iedere blog uit deze serie start met een citaat uit een eerder gehouden interview over Open Overheid. Dit keer is dat een citaat van Marietje Schaake (lid van het Europees Parlement namens D66):
“Het Europees Parlement heeft een formulier dat parlementariërs moeten invullen, waarbij je financiële belangen moet opgeven, maar ook het brede belang. In welk bestuur je zit, van welke club je lid bent. (…) Het formulier kende vier categorieën voor de vergoeding en had ik steeds de categorie 0-500 euro ingevuld, met het cijfer nul. Met als gevolg dat de maatschappelijke organisatie die de formulieren allemaal gedownload had, aangaf dat ik 13 keer 500 euro vergoeding kreeg omdat er in dat vakje ‘een markering’ stond. Zij publiceerden een bericht waarin stond: “Marietje Schaake verdient 6.500 euro per maand bij”. Dat is absoluut onjuist. Ik verdien niets bij. Dat vond ik heel vervelend. (…) Gelukkig krijg ik ook veel aardige reacties. Ik vind het al met al heel waardevol en ik ben niet bang voor openheid.”
Welke grenzen zien Martijn, Hans en Merel aan openheid voor politici?
Martijn Kool: Het is natuurlijk ongelukkig wat Marietje Schaake is overkomen. Ik vind dat je als politicus gewoon heel open moet zijn over je belangen, inkomsten, waar je voor staat en wat je hebt gestemd. Bij grenzen denk ik bijvoorbeeld aan dat als de nationale veiligheid in het geding is, die veiligheid boven openheid gaat. Of als het echt gaat om privacygevoelige gegevens, bijvoorbeeld over gezinsleden van een politicus, dan is terughoudendheid gepast.
Hans Alberse: Politici vervullen een publieke functie, betaald door de samenleving. Dus moet je in openheid zo ver gaan als mogelijk is. Als politicus moet je van onbesproken gedrag zijn. Alles wat daarin voorvalt of is voorgevallen moet openbaar zijn. Je moet zó open zijn, dat iedereen kan controleren of je – in plaats van het algemeen belang – geen eigen belang nastreeft. En ja, als je je gezin laat zien in een campagnefilmpje of vaak gezinsvoorbeelden aanhaalt in interviews, dan moet je ook niet raar opkijken als daar vervolgvragen over komen van journalisten. Omgekeerd vind ik het belangrijk dat politici kritisch en met respect behandeld worden. Ook door journalisten. Zij zetten zich in voor de samenleving, verrichten belangrijk werk en steken publiekelijk hun nek uit. Dat maakt hen kwetsbaar.
“Het gaat om het doel van integriteit en openheid is daarbij slechts een middel.” – Merel Heijke
Merel Heijke: Ik koppel dit vooral aan ‘de basis op orde’. Dus dat de formulieren en de techniek erachter moeten kloppen. Integriteit is voor mij niet zozeer dat politici melden welke banen en inkomsten ze hebben, maar vooral hoe ze met situaties van algemeen belang omgaan als ze daar zelf een individueel belang bij hebben. Het gaat om het doel van integriteit en openheid is daarbij slechts een middel.
“De kern blijft voor mij wel: open, tenzij.” – Hans Alberse
Hans Alberse: Bij grenzen denk ik aan situaties waarin sprake is van een onderhandeling waarbij te veel openheid uiteindelijk meer gemeenschapsgeld kost dan nodig is. Situaties waarin de privacy van personen of de veiligheid van groepen geschaad kan worden, vragen om terughoudendheid. De kern blijft voor mij wel: open, tenzij. Want wat inwoners niet begrijpen, is die zweem van geheimzinnigheid die het wantrouwen voedt.
Inwoners voelen vanuit de politiek vaak: “Wij bepalen wel wat goed voor u is”. Daarom moeten ambtenaren en politici openheid als een soort van tweede natuur toepassen. En dat is niet altijd gemakkelijk. Want het vrijuit kunnen denken en creatieve plannen ontwikkelen moet mogelijk blijven. Bijvoorbeeld bij de komst van een asielzoekerscentrum. In zulke situaties heb je soms ‘werkruimte’ nodig om ook wilde ideeën te noemen. Zonder de angst dat de buitenwereld meteen reageert.
Voor ambtenaren moet er dus ruimte zijn voor ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ en in de huidige Wet openbaarheid van bestuur is dat ook zo. Als burgemeester maakte ik zulke situaties ook wel mee. Ook dan zorgden we als college van B&W dat er ruimte was voor het onbelemmerd delen van ondoordachte ideeën. Dat waren wel uitzonderingen hoor. Openheid stond centraal, bijvoorbeeld doordat we in gedachten steeds inwoners aan tafel lieten plaatsnemen. Zo werden onze gesprekken zuiverder: meer gericht op het maatschappelijke effect dan op de politieke haalbaarheid. “Wat hebben onze inwoners er aan?” Dat heb ik oprecht zo ervaren. Heel prettig was dat.
Agenda
Meld bijeenkomst aan
Ook in onze agenda verschijnen?
Meld dan hier de bijeenkomst aan.