Als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bewaakt Ronald Plasterk de kernwaarden van de democratie. Een open overheid hoort daar volgens hem natuurlijk bij. ‘Burgers behoren op een democratische manier invloed en controle kunnen uitoefenen op het bestuur. Dan moeten we ze daar wel toe in staat stellen door hen goede informatie te verstrekken.’
Wat betekent openheid in de dagelijkse praktijk van een minister?
Ik probeer alles zoveel mogelijk in de openheid te doen. Dat begint bij het openbaar maken van de agenda. Daarin staan bijvoorbeeld afspraken met belangengroepen of voorzitters van raden, werkbezoeken, overleggen in de Kamer en Ministeriële Commissies. Natuurlijk kan ik niet alles delen, denk aan de verantwoordelijkheid voor de AIVD. Ook in mijn eigen werk hanteer ik dus de lijn: ‘open, tenzij’. Dat geldt ook voor contact met journalisten. Een paar maanden terug waren een paar journalisten bezig met een achter-de-schermen-verhaal over kabinet Rutte II. Ik had een ‘off the record’ gesprek kunnen voeren, waaruit journalisten me dan niet mogen citeren. Ik koos ervoor om te zeggen ‘ik spreek alleen maar on the record’. De journalisten namen het gesprek op, dus dan telt het principe ‘gezegd is gezegd’. Openheid hangt samen met vertrouwen in elkaar.
“Ik probeer alles zoveel mogelijk in de openheid te doen. Dat begint bij het openbaar maken van de agenda.”
Wat kan dat vertrouwen opleveren?
Ik denk heel veel. Zo gaat openheid niet alleen over een overheid die data en informatie geeft. Open overheid gaat ook over nieuwe vormen van samenwerking in en met de maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe vormen van burgerparticipatie en nieuwe vormen van democratie waarbij mensen veel meer doen dan eens per vier jaar een hokje rood maken. Schrijver David van Reybrouck noemt dat ‘deliberatieve democratie’, zoals bijvoorbeeld G1000 waar duizend inwoners samen de toekomst van hun dorp of stad bespreken. Je ziet dat mensen op allerlei manieren proberen om verbinding met elkaar te maken. De overheid moet daarin een faciliterende rol spelen. Bijvoorbeeld met het beschikbaar stellen van data, informatie en kennis.’
Waarom vindt u dat belangrijk?
Data en informatie zijn geen eigendom van de overheid. Door data te delen komen burgers in een betere informatiepositie. Hierdoor kunnen ze, als ze dat willen, een krachtiger rol spelen in de samenleving en ten opzichte van de overheid. En als je informatie geeft over hoe besluitvorming tot stand komt, dan leidt dat ook tot meer begrip bij mensen. Burgers kunnen dan zien wat tegen elkaar afgewogen is en kunnen zelf beslissen of dat een afweging is die zij ook gemaakt zouden hebben.
“En ze vielen helemaal steil achterover toen ik vertelde dat alle ministers en topambtenaren al hun bonnetjes openbaar maken.”
Hoe staat Open Overheid internationaal op de kaart?
Vlak voor de jaarwisseling was ik in Parijs voor de bijeenkomst van het Open Government Partnership, 6 jaar geleden opgericht door onder andere de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Ik sprak daar ook met de minister van Roemenië, want die hebben zelfs een speciaal departement voor openheid en transparantie. Toen ik aan haar en anderen vertelde over onze wet Openbaarheid van bestuur, de Wob, toen keken ze daar toch wel van op. En ze vielen helemaal steil achterover toen ik vertelde dat alle ministers en topambtenaren al hun bonnetjes openbaar maken. Dan zie je dat wij als Nederland toch wel voorop lopen en is het belangrijk dat goede voorbeeld internationaal uit te dragen. Zo mocht het Nederlandse Open State Foundation (een van de actiehouders van het Actieplan Open Overheid) ook een award in ontvangst nemen voor hun project Open Spending. Hierin worden zoveel mogelijk financiële details openbaar gemaakt van de verschillende overheden, zodat inwoners zien waar het naar toe gaat.
Als wetenschapper maakte u al kennis met Open Data toch?
Jazeker. In de tijd dat ik in de biologie werkte, toen speelde de vraag of DNA-informatie open en precompetitief beschikbaar moest zijn of opgesloten in patenten. Er is toen voor open gekozen. En je ziet nu dat er allerlei apps zijn. En ja die hebben ook een verdienmodel. Maar dat is niet erg, want de informatie over DNA is gratis, net zoals informatie over de kaart van de wereld en de sterren aan de hemel. Die is van ons allemaal. En ik geloof dat zulke informatie heel erg belangrijk is en innovatie kan bevorderen. Daarom moeten we zo veel als mogelijk van die data openbaar zien te maken.
Bij het zoeken naar datasets bij de Rijksoverheid hebben we wel een interessant model gebruikt. Jeroen Dijsselbloem kwam met het idee om een gideonsbende te maken: stagiaires en trainees van de departementen van BZK en Financiën die samen de collega’s afstruinen op zoek naar data die we publiek zouden kunnen maken. Dat blijkt zo’n bottom up aanpak veel meer en ook veel interessantere datasets op te leveren dan wanneer je bijvoorbeeld aan de directeur-generaal vraagt of hij of zij nog iets weet om openbaar te maken.
“Openheid zou toch als basishouding heel vanzelfsprekend moeten zijn.”
Waarom werkte u de afgelopen vier jaar als minister aan een open overheid?
Mijn voornaamste punt is dat het bij een open overheid niet alleen om wetten en regels gaat, maar ook om een ingesleten cultuur. Openheid zou toch als basishouding heel vanzelfsprekend moeten zijn. Dat betekent ook dat we als overheid de verantwoordelijkheid hebben om uit te leggen waarom sommige zaken niet of nog niet openbaar kunnen worden. Bij al die openheid moeten we trouwens niet de illusie hebben dat inwoners dan meteen zeggen ‘oh, dan zijn we nu opeens tevreden’. We moeten als overheid gewoon transparant zijn, omdat we zelf vinden dat dat nodig is.
Foto: Sebastiaan ter Burg