Paul Frissen, decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, en hoogleraar Bestuurskunde aan Tilburg University, staat bekend als een kritisch denker. In zijn boek ‘Het geheim van de laatste staat, kritiek van de transparantie’ gaat hij in op de onstilbare honger naar transparantie die hij om zich heen ziet. Waar komt deze honger naar transparantie vandaan, zijn we altijd gebaat bij meer openheid en hoe verhoudt dit zich tot het streven naar een Open Overheid?
Waar komt die onstilbare honger naar transparantie volgens u vandaan?
Dat was voor mij ook een grote vraag. Wat ik heb gedaan, is cultuurhistorisch nagaan waar het verlangen naar transparantie vandaan komt. Dan ga je terug naar de Griekse oudheid, altijd een goede bron. Daar blijkt dat het verlangen naar onthulling, naar weten, naar kennis eigenlijk heel diep zit, maar in de Griekse oudheid ook altijd verbonden is met gevaar. Ik gebruik het beroemde voorbeeld van de mythe van Oedipus. Het orakel voorspelt hem groot noodlot, dat hij na het raadsel van de verschrikkelijke Sfinx te hebben opgelost en de stad te hebben bevrijd, over zichzelf afroept. Die combinatie zie je in veel Griekse tragedies, dat het onthullen van de waarheid een diep verlangen is bij de mens, maar tegelijkertijd ook altijd met noodlot, gevaar en verbod verbonden is.
Waarom willen we het dan toch zo graag?
Bij pleidooien voor meer transparantie bestaat altijd de veronderstelling dat als je meer weet, je de wereld beter begrijpt en ook beter kunt beheersen. Dat is echt een fundamenteel misverstand. Transparantie is op dit moment een verlangen dat ons aan alle kanten omringt, wat nu ook een ‘hoera-woord’ is. Je kunt moeilijk zeggen “Ik ben ertegen”. Dat was een belangrijke aanleiding om het boek te schrijven.
“Onzekerheid en mysterie, daar kunnen we blijkbaar slecht mee omgaan.”
Waar komt dat misverstand vandaan?
Mijn stelling is dat de vrijheid van de burger voor een belangrijk deel gebaseerd is op zijn fundamentele recht om dingen geheim te houden voor anderen en voor de staat. Maar de paradox is, dat wil de staat dat effectief kunnen beschermen, de staat zelf ook geheimen moet hebben. Die these botst heel sterk met het streven naar transparantie.
Is de behoefte ook niet vaak om het geheim van een ander te onthullen en niet zozeer het eigen geheim?
Ja, zeker. Het is vaak op anderen gericht. Dat klopt. Er zit altijd ambiguïteit en dubbelzinnigheid in: eigen geheimen, die niet. Wat je dan vervolgens in de geschiedenis ziet is dat het verlangen naar onthulling eigenlijk in stand blijft en dat dit een radicalisering krijgt in de moderniteit, omdat er dan in de wetenschap een heel radicale tendens is om alles te weten en elk mysterie op te lossen. Maar je ziet het ook in het denken over politiek, dat in toenemende transparantie een belangrijk instrument ziet om de democratie te laten functioneren, om machthebbers te kunnen controleren. Uiteindelijk wordt het instrument dan doel in zichzelf. Onzekerheid en mysterie, daar kunnen we blijkbaar slecht mee omgaan.
Hoe verhoudt zich dit tot transparantie van de overheid en het streven naar een Open Overheid?
Het is evident dat het voor een goed functionerende democratie belangrijk is dat burgers veel inzicht hebben in hoe beleid tot stand komt, wat de afwegingen zijn geweest, welke keuzes worden gemaakt enzovoorts. Het is in de tweede plaats een fundamenteel recht van de burger om te weten wat anderen van hem weten. Dat geldt niet alleen voor de overheid, dat geldt ook voor bedrijven. Daar zou de positie van de burger versterkt moeten worden. Waar ik echter ernstige kanttekeningen bij heb, is dat transparantieverlangen dat daar ook weer uit blijkt. Het idee dat een wereld waarin alles te weten, te kennen en te zien is een betere wereld is.
“Geef burgers maar meer rechten om bij de overheid informatie te verzamelen en te halen.”
Het merkwaardige is ook dat de overheid als het om openbaarheid gaat in een centrale rol wordt geplaatst. De overheid moet informatie verstrekken, de overheid moet dit, de overheid moet dat… Er zit een bestuurscentristische opvatting in. Dat vind ik ook het bezwaar van actieve openbaarmaking. Dat plaatst de overheid weer in een centrumpositie, van “Wij vertellen u wel wat wij doen”. Nee, geef burgers maar meer rechten om bij de overheid informatie te verzamelen en te halen. Daarnaast, veel van die gegevens die de overheid heeft zijn persoonsgegevens. Die komen van individuele burgers en die moeten dus geheim blijven.
Als transparantie niet dé oplossing is, wat dan wel?
Mijn stelling zou zijn dat we de macht meer moeten fragmenteren en meer moeten verbrokkelen. Dat er meer tegenkracht en tegenmacht moet zijn. Ja, dat vindt iedereen erg ingewikkeld. Bestuurders worden niet zo heel erg graag gehinderd. Maar het grote voordeel van het denken in termen van checks and balances en countervailing powers is dat je dat doet vanuit het idee dat door de inrichting van machten en tegenmachten, controles en dergelijke je niet van tevoren hoeft te bedenken wat eruit moet komen. Het is als het ware indifferent ten opzicht van de uitkomsten. Maar het leidt tot allerlei vormen van onoverzichtelijkheid. Ja, daar kan ik verder ook niks aan doen.
“We moeten de macht meer fragmenteren en verbrokkelen.”
Die traditie van checks and balances hebben wij in Nederland helemaal niet zo. Mijn idee zou zijn dat dit sterker moet worden. Zeker door technologische ontwikkelingen wordt het enerzijds noodzakelijker, omdat er nogal wat bedreigingen op burgers afkomen daardoor. Tegelijkertijd is het voordeel dat die technologische ontwikkelingen het mogelijk maken de burger een grotere rol te geven. Soms kan dat via het recht op transparantie, maar vaak ook kan dat door het recht op geheimhouding. Dus je moet als burger een fundamenteel recht hebben om je gegevens uit te wissen of je geschiedenis weg te maken en eigenaar te zijn van je gegevens. Dat doen we nog veel te weinig.
U spreekt over het geheim van de laatste staat. Dat heeft een connotatie met stiekem en achterkamertjes. U zou ook kunnen spreken over “beslotenheid” of “verborgenheid”. Waarom heeft u bewust gekozen voor ‘geheim?’
Een definitie van geheim die ik in de literatuur tegenkwam is: “bewust gewilde verborgenheid”. Dat vind ik een hele mooie omschrijving van een belangrijk fenomeen dat heel erg nodig is in ons bestaan. Het is daarmee ook een breder begrip dan privacy, beslotenheid of whatever. Het is echt een heel fundamenteel recht, geheim en geheimhouding. Ik geef altijd het voorbeeld van persoonlijke relaties. Die blijven goed onder de voorwaarde dat niet alles wordt verteld of gezegd of geuit. Iedereen begrijpt dat meteen, denkt meteen aan zijn eigen relaties. Daarom heb ik voor dat woord geheim gekozen. En omdat het dus te maken heeft met de paradox dat de staat een geheim nodig heeft om de vrijheid van de burger te beschermen.
“We hebben veel instituties juist omdat ze een vorm van georganiseerd wantrouwen zijn.”
In persoonlijke relaties kunnen geheimen ook bestaan omdat we elkaar vertrouwen, omdat we weten wat we aan elkaar hebben. Is het probleem dat we als burgers de overheid of bedrijven niet vertrouwen met onze gegevens?
Ja, maar dat vind ik zelf een buitengewoon gezonde positie. De in Nederland vrij dominante overtuiging, zowel aan de kant van wetenschappers als aan de kant van bestuurders, politici, maar ook burgers, dat de basisrelatie tussen overheid en burgers er één dient te zijn van vertrouwen, daar heb ik altijd een grote kanttekening bij geplaatst. Ook omdat we tamelijk veel instituties juist hebben – de democratie, de rechtstaat, de trias politica – , omdat ze een vorm van georganiseerd wantrouwen zijn. Want machthebbers moeten worden gewantrouwd. Dat wil niet zeggen dat machthebbers slechte of amorele mensen zijn, soms wel, meestal niet. Omdat je de macht toegedeeld hebt gekregen via verkiezingen of andere procedures, moet er op die macht scherpe controle worden uitgeoefend. En dat is ook in Nederland van groot belang.
“We registreren echt als een gek.”
Waar wordt de honger naar informatie echt problematisch?
Big data toepassingen vind ik griezelig. Techno-optimisten die vrolijk vertellen wat we allemaal wel niet van de burger kunnen weten: “We weten zoveel van die burger, we kunnen veel meer maatwerk leveren.” Het is een rare gedachte dat het een overheidstaak is om zoveel mogelijk kennis te verzamelen, om daarmee burgers beter te kunnen bedienen of beter te kunnen controleren. Meestal gaat dat samen hè. Ik vind dat geen goed idee. Ook omdat we daar in Nederland niet zo’n hele goede ervaringen mee hebben. Je mag nooit een historische vergelijking maken, daarom doe ik het graag. Maar onze databestanden waren altijd redelijk op orde. Dus als ze weer komen, een vreemde bezetter, zijn ze, de ongewensten, heel goed te vinden in onze databestanden. Dat lijkt mij toch een redelijk goed argument om daar wat voorzichtiger mee te zijn. We registreren echt als een gek.
“Ik blijf erbij dat ik de staat een gevaarlijke institutie vind.”
Ik vind overigens gemiddeld genomen wat over de mogelijkheden van de nieuwe technologie wordt gezegd nogal overspannen. Als je al die big-data jongens en -meisjes hoort roepen… Enerzijds is het vaak extreem primitief over wat intelligentie eigenlijk is en anderzijds is het ook vaak nogal ondemocratisch en apolitiek. Daarin zitten heel veelnogal gevaarlijke ontwikkelingen, waar het echt nodig is dat we strengere grenzen gaan stellen.
Waarom spreekt u eigenlijk over ‘de laatste staat’?
Het is een staat teruggebracht tot een paar basistaken en karakteristieken die ook alleen maar bij de staat belegd kunnen worden. Het geweldsmonopolie, het beschermen van onze vrijheden. Dat moet de staat doen, maar dat kan hij naar mijn idee alleen maar gezaghebbend doen als hij op andere terreinen veel terughoudender is. Ik verbaas me regelmatig over waar de Nederlandse overheid zich allemaal mee bemoeit en wat deze allemaal doet. Dat botst op dit terrein natuurlijk heel erg. Aan de ene kant is het heel goed en belangrijk dat wij beschermd worden tegen mensen die onze vrijheid willen ondermijnen, maar tegelijkertijd, die verzorgingsstaatkant van de overheid, die ondermijnt onze vrijheid ook. Omdat die paternalistisch is en hele expliciete opvattingen heeft over hoe wij het leven moeten leiden. Ik blijf erbij dat ik de staat een gevaarlijke institutie vind. Het is een heel belangrijke institutie, waar ik zeer op gesteld ben, maar hij blijft gevaarlijk.
Beeld: Quintin van der Blonk