Valerie Frissen is directeur van het SIDN fonds en daarnaast ook hoogleraar ICT en sociale verandering aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van de adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. In dit interview gaat ze in op thema’s als openheid als waarde voor haarzelf en het openbaar bestuur en de kansen en bedreigingen van de ‘dataficering’ van de samenleving.
“Neem bij het ontwerpen van Smart Cities belangen mee zoals autonomie, transparantie, privacy en de manier waarop we met elkaar omgaan door die data”
Wat is het SIDN fonds en welke oproep zou je als directeur van dat fonds willen doen?
SIDN staat voor Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. Dat is de stichting achter het domein .nl zit. SIDN heeft in de loop der tijd een vermogen opgebouwd en heeft vorig jaar besloten om daar een fonds van te maken, dat staat voor ‘Een sterk internet voor iedereen’. Sinds september 2014 ben ik directeur van het SIDN fonds. Met het SIDN fonds proberen we de kernwaarden van internet te beschermen zoals openheid, veiligheid en vrijheid om op je eigen manier vorm te geven aan je internetgebruik. Dat is nodig, want het risico is dat burgers zich bedreigd voelen door bijvoorbeeld de Snowden onthullingen, waardoor het open karakter en de vernieuwende potentie van internet onder druk komen te staan. Het beschermen van die kernwaarden doen we bijvoorbeeld door initiatieven te steunen die het disruptieve tegengeluid organiseren. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan vernieuwende projecten op het gebied van privacy, die mensen in staat stellen om zich onder hun eigen voorwaarden op internet te bewegen. We hebben net de eerste aanvraagronde achter de rug en zijn bezig met de beoordelingen. Daarom mag ik op dit moment helaas nog geen voorbeelden noemen. Mijn oproep is om bij de volgende aanvraagrondes vooral veel innovatieve voorstellen naar ons fonds te sturen.
“Openheid is van belang voor vertrouwen tussen burgers en overheid, één van de fundamenten van onze maatschappij”
Kun je een paar voorbeelden geven van waarden die je persoonlijk belangrijk vindt?
Nieuwsgierigheid en vernieuwing zitten in de kern van mijn persoon. Daarom word ik graag geprikkeld door nieuwe ontwikkelingen. Bij technologische vernieuwingen kijk ik dan bij voorkeur naar de menselijke kant. Zo mag ik ook graag mensen observeren, op straat, in de trein, overal waar ze met technologie in de weer zijn. Ik vraag me dan af: wat zijn ze aan het doen? Wat gebeurt hier precies?
Hoe kijk je vanuit deze waarden naar openheid als algemeen begrip?
Om mijn nieuwsgierigheid te blijven prikkelen moet ik zelf openstaan voor wat er om me heen gebeurt. Ik wil me in essentie laten verrassen door wat ik dan zie. Met een open blik blijven kijken. Zo ging ik vrij snel Twitter gebruiken en daar vind ik nog steeds voortdurend nieuwe ontwikkelingen en observaties. Ik vind het belangrijk om zelf open te blijven staan voor tegengeluiden en nieuwe inzichten. Openheid heeft in potentie heel veel positiefs in zich voor de manier waarop we als mensen met elkaar omgaan zoals leren en ontwikkelen en meer begrip voor elkaar.
“Data zijn het nieuwe goud, dus we hebben allemaal goud in handen! Dat is een heel andere mindset!”
Wat zou je de overheid toewensen op het gebied van openheid?
Het is nu natuurlijk verleidelijk om te zeggen dat ik meer openheid wil. Openheid is van belang voor vertrouwen tussen burgers en overheid, één van de fundamenten van onze maatschappij. Zoals in iedere relatie is het zo dat hoe minder je verborgen houdt, hoe minder redenen er zijn om elkaar te wantrouwen. Daarom is openheid ook in een democratie een cruciale randvoorwaarde. Ik zie daar wel een paradox, want er is een spanning tussen openheid als democratische kernwaarde en het op controle en beheersing georiënteerde politiek bestuurlijke systeem waar de overheid onderdeel van is. Zo wil en moet het politiek bestuurlijke systeem willekeur en fraude bij de uitvoering tegen gaan, bijvoorbeeld bij de verstrekking van de Persoonsgebonden Budgetten (PGB). Maar – gevoed door de onbegrensde mogelijkheden van ICT – leidt angst voor fraude dan vaak tot overmatige en disproportionele informatiehonger, gegevensvergelijkingen en toezicht. Ik vind het begrijpelijk dat burgers de openheid die op deze wijze wordt afgedwongen ten behoeve van willekeur en fraudebestrijding juist als wantrouwen ervaren. Dat is een gekke paradox, want openheid klinkt mooi en goed, maar door zulke bureaucratische reflexen is openheid in de praktijk heel moeilijk te realiseren. Belangrijk is ook dat openheid wederzijds is; als van burgers een hoge mate van openheid en transparantie wordt gevraagd, zou dat ook voor de overheid zelf moeten gelden. Bureaucratie en systeemsturing ervaren burgers nu juist als het tegenovergestelde van transparantie.
Wat betekent dit in het voorbeeld van het PGB?
Je kunt je afvragen of door de neiging tot risicobeheersing – en de datahonger die daarvan vaak het gevolg is – de overheid niet te vaak met een kanon op een mug aan het schieten is, waarbij wantrouwen en niet vertrouwen het organiserend principe wordt. Mensen ervaren de systeemwereld van de overheid daardoor juist niet als open en transparant. Ook voor ambtenaren zelf is het heel lastig om denkend en werkend vanuit die systeemwereld open contact te hebben met PGB-ontvangers.
Hoe kunnen we naar vertrouwen en openheid toe organiseren?
Door risico’s vooraf in te calculeren en vooral te accepteren. En niet als overheid alles wat fout kan gaan vooraf willen afdekken, dicht regelen en beheersen. Reageer ‘gewoon’ op wat er gebeurt en neem vertrouwen mee als uitgangspunt bij al je afwegingen. De prijs van wantrouwen is een bureaucratisch systeem, waar de menselijke maat uit weggeautomatiseerd is.
“Openheid heeft in potentie heel veel positiefs in zich voor de manier waarop we als mensen met elkaar omgaan zoals leren en ontwikkelen en meer begrip voor elkaar”
Wat maakt dat het zo moeilijk is voor een overheid om dit te doen?
Ten eerste is het systeem heel complex geworden. En ten tweede vergt werken vanuit vertrouwen een heel ander paradigma. Meer fundamenteel zit daar achter dat de politiek vaak risico’s niet accepteert, incidentgedreven reageert op wat er mis gaat. En dat leidt dan tot steeds meer controles en beheersingsdrang bij ambtenaren. In feite zorgt de politiek voor heel veel verticale, hiërarchische reflexen in de overheidsbureaucratie terwijl de maatschappelijke omgeving steeds horizontaler wordt. Dat botst.
Wat kan Open Overheid opleveren bezien vanuit je leerstoel ICT en sociale innovatie?
Open Overheid levert niet alleen in de vertrouwensrelaties iets op, maar ook in de manier waarop overheid en burgers meer verantwoordelijkheden kunnen delen: daar is veel winst te behalen, ook voor de overheid zelf. De mogelijkheden waarop burgers zichzelf kunnen informeren en organiseren zijn fors toegenomen in de netwerksamenleving. Als je durft los te laten en als overheid een ‘open mind’ hebt, krijgt zelforganisatie veel meer ruimte. Denk aan mensen die zelf energie gaan inkopen, of die kleinschalige instellingen voor zorg aan ouderen of gehandicapten zelf op poten hebben gezet. Dat er dan ook wel eens iets misgaat, moet je op de koop toenemen en niet onmiddellijk weer van voor tot achter willen beheersen. Maar dat geldt evenzeer voor burgers die ook niet onmiddellijk met de vinger naar de overheid moeten wijzen als er iets fout gaat.
Hoe zie je de toekomst van Open Overheid?
De ‘dataficering’ van de samenleving zie ik op dit moment als één van de belangrijkste ontwikkelingen. Alles wat we doen wordt uitgedrukt in data en door internet is alles bovendien met elkaar verbonden. De implicaties daarvan zijn heel verregaand. Daar moeten we juist nu heel goed over nadenken.
“De overheid is niet zorgvuldig, open en transparant over de manier waarop ze met onze data omgaat”
Wat kan de overheid doen om kansen rond openheid en vertrouwen te benutten die zich daarbij voordoen?
Als we niet zorgvuldig met deze ontwikkelingen omgaan kan dat vertrouwen en openheid juist ernstig ondermijnen. De overheid is zelf ook één grote datamachine en in zekere zin een monopolist bij het verzamelen van data zoals persoonlijke financiële gegevens. Bij bedrijven heb je in principe nog een keuze; alhoewel je je kunt afvragen of dat nog wel zo is bij de Google’s en Facebooks van deze wereld. Die vrije keuze is er niet of veel minder bij de overheid. De overheid is bovendien niet zorgvuldig, open en transparant over de manier waarop ze met onze data omgaat. Daar komt nog bij dat de overheid een slechte reputatie heeft op ICT gebied. Dan denk ik aan de grote ICT projecten die de afgelopen jaren mislukten of financieel ontspoorden. Dat wordt wel erkend als een probleem, maar dat het een fundamenteel probleem is in relatie tot de dataficering wordt nog niet breed erkend. Vanuit de risicobeheersingsgedachte verwacht ik dat de overheid juist nog meer data gaat verzamelen voor welk potentieel toekomstig doel dan ook. Maar ook vanuit de ‘maakbaarheids’-gedachte maak ik me ernstige zorgen. Kijk bijvoorbeeld maar eens goed naar de verhalen over ‘smart cities’, de nieuwe natte droom van beleidsmakers. Hoe om te gaan met dataficering is écht een grote vraag waar juist de overheid veel meer aandacht aan moet besteden.
Wat zou je de overheid adviseren om dergelijke problemen te voorkomen?
Neem je verantwoordelijkheid vanuit je publieke taak! Bijvoorbeeld bij Smart Cities: als je dan toch uitgaat van maakbaarheid, neem dan die voortrekkersrol primair op het punt van verantwoordelijk omgaan met gegevens van mensen. En neem dus bijvoorbeeld in het ontwerpen van Smart Cities belangen mee zoals autonomie, transparantie, privacy en de manier waarop we met elkaar omgaan door die data. Kun je in het ontwerp van Smart Cities die soms aan elkaar tegengestelde belangen op een goed afgewogen manier meenemen? Op zo’n manier dat de afweging op een later tijdstip nog kan wijzigen of juist niet? Daar moet je dus vooraf goed over nadenken. Als je dat doet dan kun je de kansen van technologie combineren met open democratie, open samenleving en Open Overheid. De intenties van de overheid zijn weliswaar vaak primair goed, maar in de effecten – omdat die onvoldoende doordacht worden – potentieel rampzalig.
“De politiek zorgt voor heel veel verticale, hiërarchische reflexen in de overheidsbureaucratie terwijl de maatschappelijke omgeving steeds horizontaler wordt. Dat botst.”
Wat zou je doen als jij nu voor 100% je stempel zou mogen drukken op deze ontwikkelingen van openheid en vertrouwen?
Dan zou ik pleiten voor data-autonomie voor individuen. Bezit van en zeggenschap over data zouden primair bij mensen zelf moeten liggen. Het gaat er dan niet om dat je je moet kunnen ‘afschermen’, maar juist dat je zelf de regie kunt houden. Een soort van digitale emancipatie. Dat begint al in het onderwijs: de taal van de digitale wereld is wat het Engels in de vorige eeuw was. Inzicht in de taal en structuur van die digitale wereld zou een intrinsiek onderdeel van het onderwijs moeten zijn. Daar hoort ook programmeren bij, zodat je zelf aan zet kunt blijven.
Data-autonomie heeft consequenties voor wetgeving en dat zou een mooie uitdaging kunnen zijn voor de Open Overheid. Maar ook in de state of mind van digitale burgers zou iets moeten veranderen: het besef van de enorme waarde van data zou veel groter moeten zijn. Dit betekent dat je die niet meer zomaar weggeeft in ruil voor wat extra functionaliteit of extra toegang, maar dat je die bijvoorbeeld ook zelf kan verkopen. Data zijn het nieuwe goud, dus we hebben allemaal goud in handen! Dat is een heel andere mindset!
“Hoe om te gaan met dataficering is écht een grote vraag waar juist de overheid veel meer aandacht aan moet besteden”
Welke oproep wil je doen aan de mensen die met Open Overheid bezig zijn?
Zorg dat je op iedere overheidsafdeling iemand hebt die snapt hoe de wereld van internet en data in elkaar zit. Denk aan unusual suspects zoals data scientists, interaction designers en ontwerpers van serious games. Dat zou wel eens een belangrijke stap kunnen zijn in de richting van een nieuwe en meer open overheid.