Op deze pagina staan veelgestelde vragen over de uitwerking van de werkdefinities van de 17 informatiecategorieën en de gefaseerde invoering van de verplichting. De veelgestelde vragen worden regelmatig bijgewerkt. Voor actuele informatie is het aan te raden deze pagina in de gaten te houden.
Veelgestelde vragen over openbaarmaking via de generieke Woo-voorziening zijn te vinden op de website van Logius/KOOP, de organisatie die de Woo-voorziening ontwikkelt en beheert in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Verplichtstelling actieve openbaarmaking
De verplichte actieve openbaarmaking in artikel 3.3 van de Woo is voor de meeste categorieën nog niet in werking getreden. Per 1 november 2024 is het openbaar maken van de volgende documenten verplicht: ‘wetten en algemeen verbindende voorschriften’, ‘overige besluiten van algemene strekking’, ‘vergaderstukken van de Staten-Generaal’, ‘organisatie en werkwijze’ en ‘bereikbaarheidsgegevens’.
Daarnaast kan het zijn dat documenten die onder een van de 17 verplichte Woo-informatiecategorieën vallen, op dit moment al op grond van een andere wet, regeling of toezegging actief openbaar moeten worden gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor wetten, voor veel jaarplannen en jaarverslagen, en binnen de Rijksoverheid voor extern opgestelde onderzoeksrapporten, convenanten en Woo-besluiten.
De Woo kent met artikel 3.1 ook een inspanningsverplichting. Deze geldt op dit moment al. De inspanningsverplichting is niet specifiek gericht op bepaalde documenten, maar verplicht organisaties om zoveel mogelijk informatie actief openbaar te maken, “indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is.”
Zodra de planning bekend is, wordt het bijgewerkt op de pagina 'Woo-informatiecategorieën en definities'.
Nee, het wordt niet verplicht om informatie te openbaren met terugwerkende kracht. Als het verplicht openbaar maken van een informatiecategorie inwerking treedt, wordt het verplicht om het document op elektronische wijze openbaar te maken, binnen twee weken nadat de informatie tot stand is gekomen (bij een aantal categorieën geldt een andere termijn artikel 3.3. vijfde lid).
Het is wel mogelijk om informatie met terugwerkende kracht openbaar te maken via de generieke Woo-voorziening. Op dit moment geldt namelijk al de inspanningsverplichting om zo veel mogelijk informatie actief openbaar te maken (artikel 3.1 Woo).
Documenten die worden gepubliceerd in het kader van de Wet open overheid (Woo) zijn digitaal vindbaar via de generieke Woo-voorziening met het zoekportaal. Dit is de centrale vindplaats van documenten die actief openbaar gemaakt moeten worden onder artikel 3.3 van de Woo. Ofwel: het Woo-zoekportaal is een onderdeel van de generieke Woo-voorziening.
Nee. B-bestuursorganen (organisaties die ‘in deeltijd’ bestuursorgaan zijn en daarnaast ook andere taken vervullen) zijn voorlopig uitgezonderd. Dit geldt ook voor de academische ziekenhuizen en onderwijsinstellingen die a-orgaan zijn. Voor alle overige bestuursorganen gaat de verplichting op hetzelfde moment in.
Wel is besloten dat de Rijksoverheid voorop loopt en een half jaar voor het slaan van het Koninklijk Besluit de documenten behorend tot de informatie categorieën behoren tot het Koninklijk Besluit al openbaar gaan maken. Zie de pagina 'Woo-informatiecategorieën en definities' voor een overzicht van de categorieën.
Digitale terinzagelegging houdt in dat documenten voor een bepaalde tijd digitaal beschikbaar worden gesteld, zodat betrokkenen inspraak kunnen leveren. Het kan daarbij gaan om de ontwerpversie van een besluit (oftewel, het besluit in concept) waar betrokkenen een zienswijze op kunnen geven. Ook kan het gaan om de definitieve versie, waartegen betrokkenen in bezwaar of beroep kunnen gaan. Vaak moeten besluiten voor een periode van zes weken digitaal ter inzage worden gelegd. Meer informatie over digitale terinzagelegging vind je op de website van KOOP.
Bij openbaarmaking op grond van artikel 3.3. de Woo gaat het om openbaarmaking van de vastgestelde versie van bepaalde documenten. Deze documenten bevatten voor burgers relevante informatie. De openbaarmaking van deze documenten beoogt bij te dragen aan inzicht in de bestuursvoering en is onmisbaar voor democratische participatie en voor de controle van het bestuur (zie de memorie van toelichting op de Woo, p. 14).
Kortom, bij artikel 3.3. van de Woo gaat het om inzicht en controle achteraf, op vastgestelde versies. Is de versie die digitaal ter inzage is gelegd de vastgestelde versie en is deze voor een langere periode online beschikbaar, dan hoef je deze niet nogmaals te publiceren voor de Woo. Wel van belang is dat deze versie vindbaar wordt gemaakt op de digitale infrastructuur. Als overheidsorganisatie ben je namelijk wel verantwoordelijk voor het vindbaar maken van het document via het Woo-zoekportaal. Is de ter inzage gelegde versie een ontwerp dat later nog is gewijzigd en/of is het ter inzage gelegde document maar voor een korte periode online beschikbaar, dan publiceer je de vastgestelde versie alsnog voor de Woo.
Wanneer een document dat valt onder een van de informatiecategorieën in artikel 3.3, tweede lid van de Woo, in het geheel onder een uitzonderingsgrond valt en dus niet openbaar kan worden gemaakt, moet het bestuursorgaan volgens de Woo een mededeling van gehele niet-openbaarmaking doen. Het bestuursorgaan doet dit door een alternatief document openbaar te maken dat de informatiecategorie en de datum van ontvangst of vaststelling van het oorspronkelijke, niet openbare document bevat. Het bestuursorgaan geeft daarbij aan welke uitzonderingsgrond van toepassing is.
Er bestaat geen direct verband tussen de informatievoorziening aan de Kamer en de openbaarmaking van documenten op grond van de Woo. Artikel 68 van de Grondwet geeft Kamerleden een recht op inlichtingen, terwijl de Woo een recht op documenten biedt. Beide regimes kennen een eigen afwegingskader, context en tijdspad. Het inlichtingenrecht van artikel 42 en 68 Grondwet is in elk geval minimaal even sterk als het recht op openbaarheid uit de Woo.
De publicatietermijnen in de Woo zijn wettelijk vastgelegd en bedragen twee of vier weken na ontvangst of vaststelling van het document.
Als een departement de Kamer eerder of gelijktijdig wil informeren, moet dit binnen de daarvoor wettelijk gestelde publicatietermijn van de Woo gebeuren. Het document kan bijvoorbeeld met de Kamer worden gedeeld, met een begeleidende brief waarin staat dat een inhoudelijke reactie later volgt. Ook kan op basis van een conceptversie van het openbaar te maken document al een inhoudelijke reactie voor de Kamer worden voorbereid om de wettelijke publicatietermijn van de Woo te halen.
Bestuursorganen geven de uitzonderingsgrond aan bij het weglakken of weglaten van informatie uit documenten die openbaar gemaakt worden op grond van art. 3.3, tweede lid Woo. Dit doen zij door op de gelakte tekst of op de plek waar de weggelaten tekst zou staan, het artikelnummer van de uitzonderingsgrond in de Woo te plaatsen. Bijvoorbeeld: de uitzonderingsgrond ‘de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties’ is art. 5.1 2a in de Woo, en geef je aan met ‘2a’.
Uitschrijven van de uitzonderingsgrond mag aanvullend op het noemen het artikelnummer van de uitzonderingsgrond, evenals andere vormen zoals een legenda.
In artikel 3.3, vierde lid, van de Woo staat dat je in beginsel de 17 informatiecategorieën actief openbaar maakt na vaststelling of ontvangst.
Vaststelling heeft hier betrekking op de informatie uit de categorieën die je zelf opmaakt, zoals beschikkingen, jaarverslagen of ambtelijke onderzoeksrapporten.
Ontvangst heeft betrekking op stukken die je van externen krijgt, zoals externe onderzoeksrapporten.
De openbaarmakingstermijn in de Woo begint te lopen nadat je het definitieve stuk (d.w.z. er komen geen nieuwe versies meer) hebt ontvangen of vastgesteld.
Bestuursorganen zijn zelf verantwoordelijk voor het opnemen van openbaar gemaakte documenten (publicatieversies) in hun selectielijsten en voor het waarderen en overbrengen of vernietigen daarvan.
In principe is het uitgangspunt dat niet blijvend te bewaren documenten tien jaar op de generieke Woo-voorziening vindbaar dienen te zijn. Dit is dus de publicatieduur.
Als er in de selectielijst voor de brondocumenten een kortere bewaartermijn geldt, kan deze ook als kortere publicatieduur gehanteerd worden.
Blijvend te bewaren documenten dienen tot aan het moment van overbrenging naar het Archief vindbaar te zijn via de generieke Woo-voorziening.
Voorbereiding en implementatie
Een goede eerste stap in de voorbereiding op de verplichte actieve openbaarmaking, is een impactanalyse binnen de eigen organisatie. Over welke van de 17 informatiecategorieën beschikt de organisatie, en waar in de organisatie komen deze voor? Bijvoorbeeld, welke afdelingen, processen en informatiesystemen, en welke functiegroepen werken ermee? De uitkomsten van zo’n analyse geven een goed beeld van de aanpassingen die nog gedaan moeten worden voordat actieve openbaarmaking ‘ingebouwd’ is in de werkwijze van de organisatie.
RDDI heeft een inventarisatiesheet ontwikkeld om je te helpen bij een impactanalyse. Deze is inmiddels verouderd, maar nog steeds bruikbaar. Zie ook de handreiking Actief openbaar maken doe je zo! voor hulp bij het starten met actieve openbaarmaking.
Daarnaast kun je ook ‘gewoon’ beginnen met het openbaar maken van een informatiecategorie en het registreren van de URL naar die informatiecategorie in de generieke Woo-voorziening bij KOOP. Dit kan ook wanneer je nog geen platform hebt dat geschikt is voor het publiceren van alle informatiecategorieën. Hierbij kan ook aangesloten worden op reguliere manieren waarop de documenten al ontsloten worden. Bijvoorbeeld, bij de informatiecategorieën (2g) Jaarplannen en jaarverslagen gaat het niet om grote aantallen documenten. Door deze informatiecategorieën nu al openbaar te maken, kun je eventuele knelpunten vroegtijdig signaleren en oplossen voordat je de omvangrijkere informatiecategorieën openbaar maakt.
Val je als organisatie onder de Woo (oftewel, ben je een bestuursorgaan of een organisatie die door de Woo gelijk gesteld wordt met een bestuursorgaan), dan kun je gebruik maken de aanleverroutes. Het is van belang om binnen je organisatie een duidelijk aanspreekpunt in te richten dat verantwoordelijk is voor de aanleverroutes, de zogenaamde Woo-redacteur. Meld deze persoon aan als Woo-redacteur bij Logius/KOOP, de ontwikkel- en beheerorganisatie van de generieke Woo-voorziening. Dit kan met dit aanmeldformulier van KOOP. Na registratie door KOOP ontvangt de Woo-redacteur een handleiding en kan de redacteur de Woo-voorziening gaan invullen voor jouw organisatie.
Organisaties die al een redacteur hebben voor het Register van Overheidsorganisaties (ROO), kunnen deze ROO-redacteur ook de generieke Woo-voorziening laten bijhouden. Een aparte Woo-redacteur is dan niet nodig (maar mag wel). Zbo’s en gemeenten hebben geen ROO-redacteur binnen de eigen organisatie, dus voor hen is dit niet mogelijk.
Veelgestelde vragen over aansluiting op en werken in met de generieke Woo-voorziening vind je op de website van KOOP.
Op de pagina 'Woo-informatiecategorieën en definities' kan je alle informatie rond de verplichte actieve openbaarmaking van de 17 informatiecategorieën vinden. Behalve de veelgestelde vragen, vind je hier ook de links naar alle vastgestelde werkdefinities, handreikingen en andere hulpmiddelen rond actieve openbaarmaking. Daarnaast staan in de handreiking Actief openbaar maken doe je zo! concrete tips, aanbevelingen en hulpmiddelen.
Als het goed is, heb je de eerste categorieën al openbaar gemaakt: Organisatie en werkwijze (1d) en Bereikbaarheidsgegevens (1e). Mocht dit nog niet het geval zijn, begin er dan direct mee en raadpleeg de Handreiking Organisatie en werkwijze en Bereikbaarheidsgegevens.
Naast de verplichte categorieën uit de eerste tranche bevelen we aan om je alvast te richten op de informatiecategorieën waarvan je verwacht dat openbaarmaking een grote impact op de organisatie zal hebben. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn doordat medewerkers op verschillende plekken in de organisatie met die informatiecategorie te maken krijgen (bv. convenanten, onderzoeksrapporten) of doordat openbaarmaking mogelijk een grote aanpassing in een informatiesysteem vereist (bijvoorbeeld beschikkingen).
De werkdefinitie helpt bij het concreet afbakenen van de informatie die ten minste openbaar gemaakt moet worden onder die informatiecategorie. Er zijn digitale inloopspreekuren waar je vragen kan stellen over waar je in de praktijk tegenaan loopt.
Daarnaast is het aan te bevelen om een impactanalyse uit te voeren op alle informatiecategorieën die binnen jouw organisatie voor kunnen komen. Daaruit kan blijken dat de openbaarmaking van een bepaalde informatiecategorie veel impact heeft, bijvoorbeeld doordat veel medewerkers met die categorie te maken krijgen of doordat openbaarmaking een grote aanpassing in een informatiesysteem vereist. Om voldoende tijd te hebben voor de benodigde aanpassingen voordat de verplichting in werking treedt, raden we aan om alvast aan de slag te gaan met die informatiecategorieën met veel impact binnen jouw organisatie.
Hierbij helpt het om eerst in kaart te hebben gebracht per informatiecategorie bij welke afdeling(en) deze voorkomt en welke functiegroep(en) met de categorie werken. Zorg ervoor dat actieve openbaarmaking wordt opgenomen in de werkinstructies voor deze afdelingen/functies en dat er hulpmiddelen beschikbaar zijn op een (digitale) plek die door de doelgroep vaak wordt bezocht. Ook een interne communicatiecampagne gericht op bewustwording kan hierbij helpen. De campagne Zorgvuldig en Open is speciaal voor dit doel ontwikkeld, meer hierover vind je op de ZO! campagnepagina.
Voor veel informatiecategorieën geldt dat in zo’n geval een afweging gemaakt moet worden of het belang van openbaarmaking opweegt tegen de mogelijke gevolgen van openbaarmaking voor de burger of de ondernemer. Hierbij gaat het om de informatiecategorieën waar bijvoorbeeld persoonsgegevens of concurrentiegevoelige informatie in voor zou kunnen komen, zoals (2k) Beschikkingen, (2i) Woo-verzoeken en -besluiten en (2f) Convenanten. Deze staan opgesomd in artikel 3.3, tweede lid van de Woo.
Documenten in deze informatiecategorieën worden in sommige gevallen niet openbaar gemaakt of er wordt informatie in gelakt omdat er andere belangen zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking. Bijvoorbeeld, privacy. Sommige documenten, zoals beschikkingen over financiële bijstand aan een individu of over bijzondere persoonsgegevens, worden om die reden uitgezonderd van openbaarmaking. Deze staan benoemd in de tekst van de Woo, met uitleg in de memorie van toelichting.
Bij documenten die niet onder zo’n uitzondering vallen maar waarbij betrokkenen (bijvoorbeeld burgers of ondernemers) wel bezwaar zouden kunnen hebben tegen openbaarmaking, moet je hen vóór openbaarmaking om een zienswijze vragen. Per informatiecategorie kan verschillen op welk moment je dit het beste kan doen en wat de gevolgen zijn voor de openbaarmakingstermijn. We nemen informatie over het uitvragen van zienswijzen op in de hulpmiddelen per informatiecategorie.
Voor alle zienswijzen geldt: als organisatie (bestuursorgaan) kun je besluiten een zienswijze niet over te nemen en de informatie toch openbaar te maken. In zo’n geval moet je dit mededelen aan de indiener van de zienswijze. Die mededeling is een besluit waartegen de indiener in bezwaar of beroep kan gaan.
Vindbaarheid en toegankelijkheid
De Woo stelt geen eisen aan de digitale toegankelijkheid van actief openbaar gemaakte documenten. Wel moeten deze documenten, voor zover mogelijk, machineleesbaar zijn. Digitale toegankelijkheid is al verplicht op grond van andere wetgeving.
De website van Digitoegankelijk geeft meer informatie over de eisen rond digitale toegankelijkheid voor de overheid en over ondersteuning om aan deze eisen te voldoen.
Hoe de eigen website wordt ingericht en hoe de documenten daarop goed vindbaar worden gemaakt zijn keuzes die een bestuursorgaan zelf maakt. Het Woo-zoekportaal maakt het mogelijk dat gebruikers vanaf één plek (en in de toekomst met één zoekopdracht) bij alle bestuursorganen kunnen zoeken. Het Woo-zoekportaal biedt ook overzicht omdat deze zich over alle bestuursorganen uitstrekt.
In artikel 3.3b van de Woo staat dat alle documenten onder de 17 verplichte categorieën, van alle bestuursorganen, openbaar gemaakt moeten worden door middel van een digitale infrastructuur van BZK. In praktijk is dit de generieke Woo-voorziening met een Woo-zoekportaal voor de burger. Organisaties zijn daarom verplicht om openbaar gemaakte documenten via de generieke Woo-voorziening vindbaar te maken en om te voldoen aan de voorwaarden die het platform stelt. Openbaarmaking op de eigen website is niet voldoende om aan de vereisten van de Woo te voldoen.
In artikel 3.3a staan een aantal inhoudelijke kenmerken die in de overzichten terug moeten komen, bijvoorbeeld de dagtekening van elke beschikking en een beschrijving van de klacht voor elk klachtoordeel. Daarnaast moeten de overzichten machineleesbaar zijn en voor personen (elektronisch) raadpleegbaar. Niet-machineleesbare pdf's en ‘datadumps’ die onbegrijpelijk zijn zonder specialistische kennis voldoen niet.
Dat hangt af van de vorm van de gemeenschappelijke regeling. Wordt met de regeling een aparte organisatie opgericht (een bedrijfsvoeringsorganisatie, openbaar lichaam of gemeenschappelijk orgaan) dan maakt deze organisatie zelf informatie actief openbaar onder de Woo. Voor regelingen ‘zonder meer’ zijn de organisaties die deelnemer zijn aan de regeling verantwoordelijk voor de actieve openbaarmaking. Ga dus na of jouw organisatie deelneemt aan regelingen ‘zonder meer’, en zo ja, maak dan met de andere deelnemers afspraken over actieve openbaarmaking. Voor regelingen ‘zonder meer’ hoef je voor de Woo geen aparte bereikbaarheidsgegevens of informatie over organisatie en werkwijze actief openbaar te maken.
Vragen over specifieke informatiecategorieën
Hieronder volgt een overzicht van vragen en antwoorden over specifieke informatiecategorieën:
Ontwerpen van wet- en regelgeving met adviesaanvraag
Het gaat bij deze categorie om ontwerpversies van wet- en regelgeving. Doorgaans zal een juridische afdeling betrokken zijn bij het opstellen van deze documenten en/of bij de adviesaanvraag. Het kan geen kwaad om ook bij beleidsafdelingen een inventarisatie te doen naar documenten die vallen onder deze categorie.
Voor de Woo moet je ontwerpen van wet- of regelgeving actief openbaar maken waarover een extern advies is gevraagd. Vaak is dit de versie die ter consultatie wordt voorgelegd, bijvoorbeeld op internetconsultatie.nl of een vergelijkbaar platform bij decentrale overheden, of aan de leden in het geval van een beroepsvereniging. Eerdere (concept-)versies hoef je niet actief openbaar te maken. Het maakt daarbij niet uit of het ontwerp of het vroegere concept het tot definitieve wet of regel heeft gered of niet: ontwerpen waarover een extern advies is gevraagd maak je actief openbaar, vroegere versies hoef je niet actief openbaar te maken.
Omdat deze categorie staat in art. 3.3 lid 1 van de Woo zijn geen uitzonderingen van toepassing. Anonimiseren/lakken van de adviesaanvragen kan dus in het kader van 1c niet.
Om die reden wordt aangeraden om de context (zoals namen, adresgegevens of financiële gegevens) in de mail te zetten en de formele adviesaanvraag als bijlage te versturen. Zo blijft publicatie mogelijk zonder persoonsgegevens.
Organisatie en werkwijze
De categorie ‘Organisatie en werkwijze’ verplicht het openbaar maken van een beschrijving van de taken en bevoegdheden per organisatieonderdeel. Dit kun je in de vorm van een geannoteerd organogram openbaar maken (geannoteerd wil zeggen, met de taken en bevoegdheden bij elk organisatieonderdeel in het organogram), maar een tekstuele beschrijving mag ook. Het openbaar maken van een geannoteerd organogram is dus niet de enige mogelijkheid.
Vergaderstukken decentrale overheden
Nee. Agenda’s maken onderdeel uit van de informatiecategorieën ‘Vergaderstukken Staten-Generaal’ (2b), ‘Vergaderstukken decentrale overheden’ (2c) en ‘Agenda’s en besluitenlijsten bestuurscolleges’ (2d). Bij categorie 2b en 2c gaat het om de agenda die vooraf met de deelnemers aan het overleg is gedeeld, bij categorie 2d om de agenda zoals die eruit ziet vóór aanvang van de vergadering. Indien een dynamische agenda wordt gebruikt, moet de versie openbaar worden gemaakt zoals op bovenstaande momenten bekend is. Daarmee wordt voldaan aan de vereisten van dit onderdeel uit de Woo.
De vergaderstukken en – verslagen van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling vallen onder informatiecategorie 2c ‘Vergaderstukken decentrale overheden’. In de werkdefinitie Vergaderstukken decentrale eenheden staat wat hier precies onder valt. In het kort: de vergaderstukken inclusief de agenda en het verslag van de vergadering. Het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling valt onder informatiecategorie 2d ‘Agenda’s en besluitenlijsten bestuurscolleges’, zie ook hier de werkdefinitie. Kort samengevat gaat het hier alleen om de verplichte actieve openbaarmaking van de agenda en de besluitenlijsten van het dagelijks bestuur.
Klachtoordelen
Artikel 3.3a van de Woo geeft organisaties de mogelijkheid om klachtoordelen in een overzicht te bundelen, oftewel om vergelijkbare klachten over een organisatieonderdeel gegroepeerd weer te geven, indien ook het oordeel en de conclusies vergelijkbaar zijn. Daarbij moet dan duidelijk zijn om hoeveel oordelen het bij dat type klachten per maand gaat. Uit het overzicht kan dus worden afgeleid hoeveel klachten van een bepaald type er in een bepaalde maand bij een organisatieonderdeel tot een oordeel hebben geleid.
Ook in een overzicht zonder bundeling is het mogelijk om bij de omschrijving van de klacht gebruik te maken van vaste categorieën in plaats van een individuele omschrijving van elke klacht.
Let er in beide gevallen op dat de categorisering zodanig specifiek is dat deze een buitenstaander een duidelijke indicatie geeft van de inhoud van de klacht. Een categorie als ‘overig’ is bijvoorbeeld niet voldoende.
De Woo verplicht tot de openbaarmaking van de schriftelijke oordelen van bestuursorganen over klachten die zijn ingediend op basis van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Woo maakt geen onderscheid tussen interne klachten van medewerkers of externe klachten van bijvoorbeeld burgers.
Een schriftelijk klachtoordeel is een brief aan de klager, zoals beschreven in artikel 9:12 van de Awb. In de brief staan onder andere de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, het oordeel van het bestuursorgaan en de eventuele conclusies op basis van dat oordeel. In praktijk is niet bij alle klachten zo’n formele wijze van afhandeling nodig, bijvoorbeeld omdat de klager tevreden is na een gesprek. Dit wordt informele afhandeling genoemd: het komt niet tot een schriftelijk klachtoordeel. De Woo verplicht alleen tot het openbaar maken van schriftelijke klachtoordelen. Is er geen schriftelijk klachtoordeel, maar enkel een mailwisseling of gespreksverslag, dan valt de afhandeling van die klacht niet onder de categorie Klachtoordelen in de Woo.
Er is op dit moment geen ruimte in de wet om integriteitsklachten of klachten over ongewenste omgangsvormen op voorhand uit te sluiten van actieve openbaarmaking als deze wel vallen onder artikel 3.3, tweede lid, onder l, van de Woo. Integriteitsklachten/klachten over ongewenste omgangsvormen kunnen namelijk wel onder de Awb vallen en zijn dus niet op voorhand uit te sluiten. Er kan wel een beroep worden gedaan op de uitzonderingsgronden, maar hiervoor moet heel goed gemotiveerd worden waarom dat nodig is, vooral als het door de formulering niet te herleiden is naar personen.
In de Woo is duidelijk opgenomen dat bij informatie over schriftelijke oordelen in klachtprocedures ook de functiebenaming van de ambtenaar over wie geklaagd is openbaar gemaakt wordt, tenzij de uitzonderingsgronden daarbij in de weg staan.
In de toelichting op de Woo hebben de initiatiefnemers dit verduidelijkt door aan te geven dat:
‘Bij de categorie klachten wordt om deze reden volstaan met het vermelden van de functiebenaming van de ambtenaar over wie wordt geklaagd. Ook als een functie slechts door één persoon wordt bekleed, is geanonimiseerde vermelding van de functiebenaming proportioneel, waarbij van belang is dat de functiebenaming een indicatie geeft van de plaats van de functionaris in de organisatie en daarmee van het gewicht van de klacht.’
De functiebenaming moet dus een indicatie geven van de plaats van de functionaris. Door het hanteren van een generieke term als manager ga je daaraan voorbij, omdat een SG simpelweg niet eenzelfde plaats binnen een organisatie heeft als bijvoorbeeld een operationeel manager. Ook wordt in de toelichting op de Woo aangegeven dat ook bij functies die door slechts één persoon bekleed worden, geanonimiseerde vermelding van de functiebenaming proportioneel is.
Vanuit het oogpunt van consistent/integraal overheidsbeleid is het logisch om hierbij aan te sluiten bij de functiegroepen zoals die Rijksbreed zijn vastgesteld.
Dat betekent niet dat de uitzonderingsgronden niet nog steeds in (uitzonderlijke) gevallen van toepassing kunnen zijn (conform de Woo). Er kunnen situaties zijn waarin de persoonlijke levenssfeer toch zwaarder weegt dan het openbaar maken van de functiebenaming. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een klacht over grensoverschrijdend gedrag die ongegrond is verklaard. Het is dan aan het bestuursorgaan om dit te motiveren.
Convenanten
Een eerste stap is om in kaart te brengen waar in de organisatie deze documenten zich bevinden, en daarmee welke medewerkers het betreft. Vaak komen onderzoeksrapporten en convenanten op één plek terecht, bijvoorbeeld als vergaderstuk in een raadsvergadering, of voor ondertekening bij een directeur of andere hoge leidinggevende. Of wellicht is er een bepaalde afdeling of team vaak betrokken bij het opstellen van of adviseren over convenanten of onderzoeksrapporten. Voor extern opgestelde onderzoeksrapporten zal dit bijvoorbeeld een financiële afdeling zijn – deze afdeling zal de offerte voor het onderzoek verwerken en de factuur betalen.
Ook kan de mandaatregeling van je organisatie helpen om in kaart te brengen wie in de organisatie gemandateerd is voor het geven van een opdracht tot het doen van een onderzoek of voor het tekenen van een convenant. Je kunt convenanten en onderzoeksrapporten ‘afvangen’ op zo’n centrale plek voor een bepaalde periode, om in kaart te brengen waar uit de organisatie ze allemaal vandaan komen. Zo breng je de doelgroep in kaart om /met een bewustwordings- of verandertraject te bereiken.
Zorg er ook voor dat hulpmiddelen en communicatiemiddelen terecht komen op een plek waar deze doelgroep vaak komt, bijvoorbeeld hun interne kennisbank of samenwerkruimte. Denk verder aan het opnemen van informatie over actieve openbaarmaking van deze categorieën in opleidings- en onboardingsprogramma’s voor nieuwe medewerkers en voor leidinggevenden.
Nee. Ondertekenende afspraken binnen de Rijksoverheid zijn geen convenanten, omdat convenanten enkel gesloten kunnen worden tussen verschillende rechtspersonen. Organisaties van de Rijksoverheid maken deel uit van dezelfde rechtspersoon, de Staat der Nederlanden (de departementen, uitvoeringsorganisaties, ZBO’s zonder eigen rechtspersoonlijkheid, en de adviescolleges en commissies die door de wetgever, het kabinet of een minister zijn ingesteld). Wanneer ondertekende afspraken tussen organisaties van de Rijksoverheid relevant kunnen zijn voor burgers, journalisten, wetenschappers of andere informatiezoekers, dan wordt het aanbevolen deze wel openbaar te maken.
Ja. Een convenant is een ondertekende set van afspraken. De termijn van maximaal twee weken begint pas te lopen op het moment dat deze ondertekening compleet is. Treedt een partij later toe tot een convenant, dan maak je die toetreding apart openbaar als addendum bij het oorspronkelijke convenant.
Eén van de samenwerkingsvormen uit de Wet gemeenschappelijke regelingen betreft de ‘Regeling zonder meer’ (artikel 1 Wgr). Dit is een lichte vorm van samenwerking tussen overheden, waar delegeren en mandateren niet aan de orde is. Een Regeling zonder meer kan de vorm hebben van een convenant. Daarin wordt de intentie tot samenwerking geregeld, evenals het doel, de aard en de wijze waarop deze zal plaatsvinden. Dergelijke convenanten moeten actief openbaar worden gemaakt onder de Woo. Ze worden eveneens opgenomen in het GR (Gemeenschappelijke Regelingen)-register en bekendgemaakt in bijvoorbeeld een decentraal blad zoals een gemeenteblad of waterschapsblad.
Maak nieuwe versies van een convenant openbaar alsof het een nieuw convenant betreft. Ditzelfde geldt voor een addendum op een lopend convenant (bijvoorbeeld wanneer een nieuwe partij toetreedt tot het convenant).
Het is niet de bedoeling dat je de oude versie van het convenant verwijdert, deze moet openbaar blijven. Wel is het gebruiksvriendelijk om aan te geven dat dit een oude versie is, die inmiddels is vervangen door een nieuwe versie (inclusief link naar die nieuwe versie).
Ook convenanten die niet meer geldig zijn, houd je vindbaar voor de burger via het Woo-zoekportaa. Wil je voor de eindgebruiker een onderscheid maken tussen nu geldende en verlopen convenanten, dan kun je deze op aparte pagina’s plaatsen op het publicatieplatform voor jouw organisatie, en met twee aparte links aanleveren bij de generieke Woo-voorziening.
Adviezen
Nee. De Woo bakent de categorie Adviezen vrij precies af. Het gaat alleen om adviezen:
- over ontwerpen van wet- en regelgeving, van adviescolleges of -commissies of van andere externe partijen indien die om advies zijn verzocht
- over andere onderwerpen, van adviescolleges of -commissies.
In beide gevallen gaat het om externe adviezen. Interne adviezen vallen niet onder de verplichte actieve openbaarmaking, ook niet wanneer ze afkomstig zijn van een medewerker met een semi-onafhankelijke positie.
Het verplicht openbaar maken van adviezen is vastgelegd in twee informatiecategorieën, namelijk categorie 1c ‘Ontwerpen van wet- en regelgeving met adviesaanvraag’ en categorie 2e ‘Adviezen’.
In het kader van categorie 2e ‘Adviezen’ moeten alle adviezen van adviescolleges of adviescommissies actief openbaar worden gemaakt. Het gaat hierom adviezen over alle onderwerpen. Het adviescollege/adviescommissie is hier zelf verantwoordelijk voor. De adviesaanvraag moet door het vragende bestuursorgaan worden gepubliceerd.
Bij categorie 1c ‘ontwerpen van wet- en regelgeving met adviesaanvraag’ moeten de adviezen worden gepubliceerd die bestuursorganen aan externe partijen hebben gevraagd over de ontwerpen van wetten en andere regelgeving, bijv. aan de VNG. Voor de publicatie van adviezen van externe partijen is het ontvangende bestuursorgaan voor verantwoordelijk. Het gaat hier dus niet enkel om de adviezen van adviescommissies en adviescolleges zoals bij categorie 2e. Ook de adviesaanvraag moet in kader van informatiecategorie 1c worden gepubliceerd door het vragende bestuursorgaan.
Bestuursorgaan dat een adviesaanvraag doet bij een adviescollege of adviescommissie is verantwoordelijk voor publicatie van de adviesaanvraag.
Het adviescollege en/of adviescommissie is verantwoordelijk voor de publicatie van het uiteindelijke advies.
De adviesaanvraag moet uiterlijk 14 dagen na de aanvraag actief openbaar worden gemaakt op de generieke Woo-voorziening.
De adviesaanvragen maak je op grond van de Woo eerder openbaar dan de adviezen van adviescolleges en adviescommissies.
Agenda’s en besluitenlijsten bestuurscolleges
Nee. Agenda’s maken onderdeel uit van de informatiecategorieën ‘Vergaderstukken Staten-Generaal’ (2b), ‘Vergaderstukken decentrale overheden’ (2c) en ‘Agenda’s en besluitenlijsten bestuurscolleges’ (2d). Bij categorie 2b en 2c gaat het om de agenda die vooraf met de deelnemers aan het overleg is gedeeld, bij categorie 2d om de agenda zoals die eruit ziet vóór aanvang van de vergadering. Maak je gebruik van een dynamische agenda, maak dan ook de versie van de agenda op bovengenoemde momenten openbaar.
Onderzoeksrapporten
Een eerste stap is om in kaart te brengen waar in de organisatie deze documenten zich bevinden, en daarmee welke medewerkers het betreft. Vaak komen onderzoeksrapporten en convenanten op één plek terecht, bijvoorbeeld als vergaderstuk in een raadsvergadering, of voor ondertekening bij een directeur of andere hoge leidinggevende. Of wellicht is er een bepaalde afdeling of team vaak betrokken bij het opstellen van of adviseren over convenanten of onderzoeksrapporten.
Voor extern opgestelde onderzoeksrapporten zal dit bijvoorbeeld een financiële afdeling zijn – deze afdeling zal de offerte voor het onderzoek verwerken en de factuur betalen. Ook kan de mandaatregeling van je organisatie helpen om in kaart te brengen wie in de organisatie gemandateerd is voor het geven van een opdracht tot het doen van een onderzoek of voor het tekenen van een convenant. Je kunt convenanten en onderzoeksrapporten ‘afvangen’ op zo’n centrale plek voor een bepaalde periode, om in kaart te brengen waar uit de organisatie ze allemaal vandaan komen. Zo breng je de doelgroep in kaart om /met een bewustwordings- of verandertraject te bereiken.
Zorg er ook voor dat hulpmiddelen en communicatiemiddelen terecht komen op een plek waar deze doelgroep vaak komt, bijvoorbeeld hun interne kennisbank of samenwerkruimte. Denk verder aan het opnemen van informatie over actieve openbaarmaking van deze categorieën in opleidings- en onboardingsprogramma’s voor nieuwe medewerkers en voor leidinggevenden.
Het vindbaar en doorzoekbaar maken via een link op het Woo-zoekportaal is alleen verplicht voor onderzoeksrapporten die binnen de definitie van de Woo-informatiecategorie ‘Onderzoeksrapporten’ vallen. Overige onderzoeksrapporten mag je ook via het Woo-zoekportaal vindbaar en doorzoekbaar maken, maar dit is niet verplicht.
Ja, de huidige verplichting blijft bestaan. In veel gevallen overlappen de rapporten die je op grond van de Woo actief openbaar moet maken met de rapporten die je actief openbaar maakt in het kader van de toezeggingen rond ARVODI- en ADR-rapporten. Meer informatie hierover vind je in de Beslishulp onderzoeksrapporten.
Het uitgangspunt is dat bij externe onderzoeksrapporten auteursnamen niet gelakt worden, tenzij anders aangegeven. Voor interne rapporten worden de namen van ambtenaren in de regel niet vrijgegeven, tenzij door de ambtenaren zelf anders gewenst.
Voor de Rijksoverheid is in motie Voortman toegezegd aan de Tweede Kamer dat extern opgestelde onderzoeksrapporten (onder de rijksinkoopvoorwaarden ARVODI) en rapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) openbaar worden gemaakt.
Deze verplichting zal voor de Rijksoverheid na inwerkingtreding van de informatiecategorie blijven bestaan.
Het kan voorkomen dat onderzoeksrapporten die onder de Woo niet openbaar hoeven te worden gemaakt, door de Rijksoverheid wel openbaar moeten worden gemaakt op grond van deze toezegging.
Beschikkingen
Een openbaar register is een register dat openbaar (voor iedereen) toegankelijk is. De memorie van toelichting op de Woo geeft een aantal voorbeelden van zulke registers: het BIG-register, het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen, het Register beëdigde tolken en vertalers, het register voor bewindvoerders, het Handelsregister en het Kadaster. Beschikkingen over inschrijvingen, verlengingen, aanpassingen, bijwerkingen en uitschrijvingen in openbare registers zijn uitgezonderd van openbaarmaking. De registers zelf zijn immers openbaar, daarom zou openbaarmaking van deze beschikkingen niet van toegevoegde waarde zijn.
Deze uitzondering geldt ook wanneer je kiest voor openbaarmakingen van beschikkingen in de vorm van een overzicht. Beschikkingen over registratie in een openbaar register zijn ook uitgezonderd van opname in dit overzicht. Ook hoef je het openbare register niet aan te vullen met de kenmerken van het overzicht die genoemd staan in artikel 3.3a van de Woo.
Dat klopt. Beschikkingen onder een van de 21 uitzonderingen in art. 3.3, 2k, of onder een van de uitzonderingen in de bijlage van de Woo zijn uitgezonderd van openbaarmaking, neem je ook niet op in het overzicht. Beschikkingen die niet onder zo’n uitzondering vallen, maar waarvan na toetsing op uitzonderingsgronden blijkt dat ze in hun geheel niet openbaar gemaakt kunnen worden, moet je wel in het overzicht opnemen. In zo’n geval lak je alle informatie over de beschikking weg, behalve het moment van openbaarmaking (art. 3.3, lid 8: ‘Van een gehele niet-openbaarmaking doet het bestuursorgaan mededeling op de wijze en het tijdstip waarop het niet-openbaar gemaakte stuk openbaar zou zijn gemaakt.’).
De Woo bevat geen specifieke uitzondering voor besluiten op AVG-verzoeken. Wel zijn beschikkingen waarbij geen belangen van derden kunnen zijn betrokken, uitgezonderd van actieve openbaarmaking (uitzondering 20 bij categorie 2k ‘Beschikkingen’). Als organisatie dien je zelf te beargumenteren of er belangen van derden betrokken kunnen zijn bij het openbaar maken van besluiten op AVG-verzoeken – kan deze informatie van belang zijn voor iemand anders dan de verzoeker en de organisatie die het besluit neemt (na toetsing op uitzonderingsgronden, dus ook nadat bijvoorbeeld privacygevoelige informatie is weggelakt)? Zo nee, dan kun je de beschikkingen uitzonderen van openbaarmaking onder uitzondering 20.
De Woo geeft geen nadere regels voor het openbaar maken van beschikkingen of andere documenten die een gemandateerde organisatie openbaar maakt voor een ander bestuursorgaan. Maak hier dus goede afspraken over bij de mandatering. Hetzelfde geldt voor delegatie van taken.
In beschikkingen waarbij de ontvanger of geadresseerde een eenmanszaak is, staat mogelijk privacygevoelige informatie, bijvoorbeeld wanneer de naam van de eigenaar ook de naam van de eenmanszaak is. Lak deze informatie weg wanneer de impact op de persoonlijke levenssfeer groter is dan het belang van de openbaarmaking van de informatie. Je moet dus wel bij elke beschikking deze afweging maken.
Nee. De Woo benoemt expliciet de dagtekening van de beschikking als een van de verplichte onderdelen van een overzicht (artikel 3.3a , eerste lid, onderdeel f en artikel 3.3a, tweede lid, onderdeel e). Voor klachtoordelen is dit de dagtekening van het oordeel (artikel 3.3a, derde lid, onderdeel h). Omdat de Woo de dagtekening expliciet benoemt, kun je deze niet vervangen door de verzenddatum.